Afgelopen vrijdag was het eerste moment zonder de kinderen sinds we de diagnose weten. Aan de ene kant leeg. Aan de andere kant merk ik dat het ook lekker is om de komende dagen niet te hoeven zorgen voor anderen en even niet de stoere moeder te hoeven zijn.
Aangezien wij een samengesteld gezin vormen hebben we om het weekend geen kinderen in huis. Door de vakantie wisselingen waren de kinderen afgelopen 13 dagen aan één stuk bij ons. En dat voelde heel goed.
Al een half uur naar binnenkomst had Fenne door dat er iets te vertellen was. Zij had gehoopt op heel leuk nieuws, dus dat viel haar erg tegen. Het lukte me om hen rustig uit te leggen wat er aan de hand is en dat wij er van uit gaan dat een te behandelen situatie is. Dat het allemaal niet leuk is en ook niet leuker gaat worden in eerste instantie, maar dat wij er van uit gaan dat het allemaal goed gaat komen. Natuurlijk was er schrik en verdriet. Maar toen ik na een uur met Tim door de stad fietste merkte hij terecht op: “eigenlijk ben je nog hetzelfde als twee dagen geleden he?” En zo voelt het ook. Ik weet nu iets wat ik eerder niet wist, maar verder is er in mijn lijf geen verschil.
In de dagen die volgden, bleef dat ook het gevoel. Iedere keer een extra mededeling over de dingen die komen gaan. Maar de basis blijft; het is onwijs rot, en we gaan het samen aan. Moet je vechten? Ik weet het niet, want waar lever ik dat gevecht dan en tegen wat? Tim noemde mij een dag later nu al een held, omdat ik er tegenaan ga. Dat is lief, en tegelijkertijd weet ik niet of dat je een held maakt. Ik kan niet anders doen dan goed zorgen voor mezelf en vertrouwen hebben en houden in een goede afloop. En dat is ook het grootste wat ik mijn kinderen geven kan, vertrouwen. Ik kan niet beloven dat ik het zal overleven, want ik doe geen beloftes waarvan ik niet zeker weet dat ik ze waar kan maken. Ik kan alleen beloven dat ik vertrouwen zal houden.
Ondertussen zijn de kinderloze dagen alweer voorbij. Morgen zijn ze weer terug, lekker!